Als je als begeleider of ouder van een kind met een visuele beperking het braille niet machtig bent, zijn er een paar dingen die handig zijn om te weten over onze brailleboeken.
Waarom zijn er aparte regels voor de indeling van brailleboeken?
Braille neemt bijna altijd meer plaats in dan drukletters (ook wel ‘zwartschrift’). Alleen bij boeken voor jonge kinderen waarin grote drukletters worden gebruikt, is het soms mogelijk om de braillepagina’s gelijk te laten lopen met het originele boek. Maar als de drukletters in de boeken kleiner worden, lukt dat niet meer. Een schoolboek voor de basisschool levert al snel 2 tot 7 – of meer – braillebanden op. Studieboeken, maar ook dikke romans, tellen soms wel 20 braillebanden – of nog veel meer. De vraag is dus: hoe vind je als braillelezer je weg in zo’n boek, dat uit meerdere braillebanden bestaat?
Dit zijn de basisregels:
Braille titelbladen
- Iedere brailleband krijgt een eigen titelblad. Daarop staan titel, auteur(s), ISBN-nummer, een 6-cijferig productienummer, ‘Dedicon’ en ‘band x van y’.
- De achterkant van de titelpagina is leeg.
- Voor basisschoolboeken vervangen we dit titelblad door een herkenningskaft met:
- een afbeelding van de kaft van het oorspronkelijke boek voor ziende begeleiders;
- een verkorte brailletitel parallel aan de ringband voor de blinde leerling. Die kan daardoor de titel lezen zonder het boek helemaal uit de kast te hoeven pakken.
Braillepaginanummering
- De braillepaginanummering staat rechtsboven aan de bladzijde.
- De braillepaginanummering begint op het titelblad en loopt in het hele boek door. Als band 1 eindigt met braillepagina 70, begint band 2 met braillepagina 71.
- Lege pagina’s worden niet van een paginanummer voorzien, maar de telling loopt wel door.
- In basisschoolboeken wordt het titelblad vervangen door een herkenningskaft en begint de nummering daarom met braillepagina 3.
Paginanummering van het originele boek
- De paginanummering van het originele staat midden bovenaan de bladzijde, op dezelfde hoogte als de braillepaginanummering.
- Als het originele boek geen paginanummers heeft, ontbreken die uiteraard in het brailleboek.
- Soms staan er twee paginanummers bovenaan; bijvoorbeeld: 14 – 15. Dat betekent dat de tekst op de braillepagina over pagina 14 en 15 in het originele boek verdeeld is. Boven de tekst die op pagina 15 begint, staat een witregel met in het midden 15.
Inhoudsopgave van de brailleband
- Na de titelpagina/herkenningskaft en de lege achterkant daarvan volgt de inhoudsopgave van de betreffende brailleband. Die begint dus altijd op een rechterpagina.
- Achter iedere hoofdstuk- of paragraaftitel staan twee cijfers: het paginanummer uit het originele boek en het braillepaginanummer.
- Als het originele boek een e-book is en geen paginanummers heeft, dan ontbreken die in de inhoudsopgave. Dit komt weleens voor bij studieboeken.
- Als de inhoudsopgave op een rechterpagina eindigt, volgt er een lege linkerpagina. Eindigt de inhoudsopgave links, dan volgt geen lege pagina.
Symbolenlijst
Hierna volgt, op een rechterpagina, alleen in band 1, een symbolenlijst. Daarin staan alle combinaties van tekens die een speciale betekenis hebben die niet ‘alledaags’ is. Bijvoorbeeld:, wiskundetekens, valutatekens, letters met diakritische tekens uit vreemde alfabetten, e.d.
Informatie van de uitgever
Hierna volgt informatie van de uitgever, zoals flaptekst en colofon van de uitgever.
Inhoudsopgave originele boek
Dan volgt de inhoudsopgave zoals die in het originele boek staat (mits het originele boek een inhoudsopgave heeft).
Hoofdtekst
Nu pas begint de hoofdtekst; hoofdstuk 1. Of de ‘leeswijzer’ als die er is.
De hoofdtekst zelf wordt natuurlijk ook zodanig vormgegeven, dat de lezer er gemakkelijk zijn of haar weg in kan vinden.
In moderne schoolboeken staan veel afbeeldingen en soms tekenopdrachten. Meestal moet er dus nog meer gebeuren om te zorgen dat de blinde leerling zelfstandig met het boek uit de voeten kan. Daarover lees je in het artikel 'Didactische aanpassingen'.
Bandafbreking
Banden worden op een zo logisch mogelijke plek afgebroken. Liefst na een hoofdstuk, als dat niet kan na een paragraaf of opdracht. In ieder geval na een ‘afgerond stukje’.
Wat komt in welke band?
- Inhoud eerste band (zie hierboven):
- nhoudsopgave van de brailleband
- Symbolenlijst
- Informatie van de uitgever
- Inhoudsopgave van het originele boek
- Hoofdtekst
- Inhoud volgende banden:
- Inhoudsopgave van de brailleband
- Hoofdtekst
- Inhoud laatste band
- Inhoudsopgave van de brailleband
- Hoofdtekst
- Nawerk (nawoord, registers e.d.)
- Colofon Dedicon
- Inhoud van alle braillebanden
AVI boeken
AVI-brailleboeken voor beginnende lezers bestaan vaak uit één brailleband. Daarin laten we alle ‘ballast’ weg. We beginnen na de titelpagina meteen met de leestekst (de hoofdtekst) en er is een sterk vereenvoudigd colofon van Dedicon.
Ook gebruiken we niet meteen alle lees- en accenttekens en hoofdletters die in de originele boekjes staan. Het aanleren van braille verloopt namelijk anders dan het aanleren van ‘zwartschrift’.
Braille-experts van de scholen voor leerlingen met een visuele beperking (Visio en Bartiméus) hebben daarom aparte richtlijnen opgesteld voor AVI-boekjes. Die passen we toe bij de AVI-boeken die je bestelt in de webshop.
Soms komen er nieuwe richtlijnen voor AVI-boeken. Als je een ouder boek hebt besteld dat je graag aan de nieuwste richtlijnen wilt laten voldoen, neem dan contact op met de klantenservice.
Regels voor opmaak in braille
De manier waarop Dedicon brailleboeken opmaakt, leer je als leerling automatisch op het moment dat je leert braillelezen. Voor begeleiders die het braille niet beheersen, is het wel goed om een idee te hebben welke regels er zijn en waarom die er zijn.
In de originele boeken komt allerlei opmaak voor, die het lezen en opzoeken vergemakkelijken: kaders met gekleurde achtergrond, vette, cursieve en/of onderstreepte tekst, tabellen, kolommen, opvallende opmaak voor koppen of opdrachten, steekwoorden voor de kantlijn, afbeeldingen, enzovoort.
Tekstopmaak
In braille kun je wel aangeven of iets de nadruk heeft, maar niet of het onderstreept, cursief of vet gedrukt staat. En voor ruimtelijke wiskundenotatie biedt de braillestandaard geen oplossingen. Dat laatste is in Nederland en Vlaanderen gelukkig geen probleem, omdat leerlingen in het voortgezet en hoger onderwijs alleen met digitale bestanden werken voor de exacte vakken.
Dedicon geeft alleen aan of iets bijvoorbeeld ‘vet’ is gedrukt als de leerling er iets mee moet doen. We zetten de vette tekst dan tussen sterretjes. Dat wijst zich vanzelf in onze boeken.
Verder is het handig om te weten dat bepaalde tekst bij elkaar hoort.
Bijvoorbeeld: Als regels in een inhoudsopgave, gedicht e.d. niet op 1 brailleregel passen, springt zo’n regel op de volgende regel twee posities in; dan weet je dat dat bij elkaar hoort. Dat komt best vaak voor, want 33 braillekarakters op een regel is niet veel!
Afbeeldingen
Met afbeeldingen gaan we als volgt om:
- We nemen alleen ‘functionele’ afbeeldingen op; decoratieve afbeeldingen vermelden we niet.
- Je moet als lezer weten dat er een afbeelding staat, wat het bijschrift is, waar het bijschrift ophoudt, wat eventuele verduidelijkingen en beeldbeschrijving van Dedicon zijn en waar de tekst van het boek verder gaat. Dat we geven in tekst aan:
- begin afbeelding
- Bijschrift: …
- Noot Dedicon:…
- einde afbeelding
Zo ook: begin citaat – einde citaat, begin tabel – einde tabel, begin kader – einde kader, enzovoort.
Tabellen
Tabellen vormen een hoofdstuk apart:
- ‘Echte’ tabellen worden met puntkommanotatie weergegeven: per rij volgen de waarden uit de kolommen van die rij. Die waarden worden gescheiden door een puntkomma. NB: het is niet eenvoudig voor leerlingen om in dergelijke tabellen waarden op te zoeken!!
- Tabellen uit het originele boek die alleen maar dienen om iets visueel overzichtelijk te maken, zetten we om in opsommingslijstjes. Maar eigenlijk is dat een didactische aanpassing.
Voet- en eindnoten
Tenslotte behandelen we voet- en eindnoten in studieboeken allemaal hetzelfde: direct onder de plek waar de noot voorkomt in de tekst, volgt de voetnoot, 2 spaties ingesprongen; zo kun je de noot makkelijk vinden maar ook overslaan als je wilt.